De Solidariteitsgroep is lid van Western Sahara Resource Watch
Stop EU visserij in de Westelijke Sahara
"Waarom ik als Marokkaan het Saharawi-volk steun"
Nadir Bouhmouch is een internationaal bekroonde Marokkaanse filmmaker, fotograaf en mensenrechtenactivist. Hij publiceerde een opiniestuk in Pambazuka, om te verduidelijken waarom hij campagne voert tegen zijn vaderland’s illegale en brutale bezetting van de Westelijke Sahara – Afrika’s laatste kolonie.
Het was die dag dat we per ongeluk Algerije binnenreden. Ik herinner me een man op een paard: hij droeg een tulband op zijn hoofd en een geweer over zijn schouder. Volgens mijn moeder vertelde de gids ons dat die man van Polisario was. Naar verluidt ben ik beginnen huilen, en reden we dan maar terug.
Deze herinnering won aan belang naarmate ik ouder werd, omdat het beeld perfect in harmonie was met wat we te zien kregen op de Marokkaanse staatstelevisie, in schoolboeken en met wat de samenleving mij voorhield. De man te paard, met tulband en geweer, werd de belichaming van de vijand van mijn land, en het woord “Polisario” werd een synoniem voor “verrader”, “moordenaar”, “spion” en “terrorist”.
Op televisie was er nooit een debat over de Westelijke Sahara. Het was een feit dat dit gebied van ons was. Er werd over gepraat zoals er gepraat wordt over hoe de aarde rond de zon draait. We werden verteld dat Algerije enkele terroristen probeerde te helpen om ons land binnen te geraken, zodat Algerije toegang zou krijgen tot de Atlantische oceaan doorheen de Westelijke Sahara. De televisie vertelde ons dat het een complot was tegen het Marokkaanse volk. Ik geloofde dat.
“Groene Mars dag” werd mijn favoriete feestdag. Als kind vond ik het een leuke feestdag om twee redenen. Ten eerste was deze nationale feestdag rond dezelfde periode als mijn verjaardag. En ten tweede, omwille van de mooie, vreedzame en vaderlandslievende beelden van de Groene Mars. Die duizenden Marokkanen die vlaggen en foto’s van de koning vasthielden terwijl ze door de woestijn liepen, werd een romantisch beeld voor mij – net als voor veel andere Marokkanen.
Ik raakte geobsedeerd door het concept “van Tanger tot Lagouira”. Ik wou mensen vertellen dat ik in elke uithoek van Marokko - “van Tanger tot Lagouira” - was geweest. En dus maakte ik mijn moeder duidelijk dat ik naar Lagouira wou, toen zij mijn zus en mij mee op road trip door de Westelijke Sahara wou nemen. Eens we de grens met Tarfaya waren gepasseerd - waar er normaal een grens zou zijn geweest - lagen de wegen open en wijds voor ons. Geen militaire controles, geen politie, niets. Ik twijfelde er helemaal niet aan dat we door Marokko reden. Naarmate we El Aaiun naderden, begonnen we militaire controleposten en torens te zien. Ik dacht er niet bij na.
Het was pas toen we voorbij Dakhla reden, op weg naar onze laatste halte Lagouira, dat de weg niet meer zo eindeloos leek. Er was een wegblokkade, en de dingen leken niet meer zo zorgeloos. Het Marokkaanse leger hield ons tegen en zei ons dat we moesten terugkeren. Een mijnenveld was alles wat Dakhla van Lagouira scheidde. Ik kon mijn “Tanger tot Lagouira” droom niet waarmaken. Wist ik veel dat deze droom nooit verwezenlijkt zou kunnen worden, en ook niet verwezenlijkt zou mogen worden, omdat ze gebaseerd is op leugens. Het duurde jaren voordat ik me dit realiseerde.
Naarmate ik ouder werd en door veel te lezen de dingen begon te begrijpen, werd ik zeer bezorgd om mensen die het minder goed hadden dan ik. Ik kwam op voor de rechten van de Palestijnen. Later besefte ik dat de meeste Marokkanen ook slachtoffers zijn van een ander type van onderdrukking. Waar het lijden vandaan kwam, was me in het begin niet duidelijk. Al wat ik wist, is dat het toch niet te wijten zou kunnen zijn aan die geweldige koning die ik elke dag op televisie liefdadigheidswerk zag doen.
Toen ik naar Californië reisde om er regie te gaan studeren, vertrok ik met het idee dat ik films wilde maken voor zij nooit gehoord worden. Ik ontdekte echter niet wie de stemlozen beroofde van hun stem, tot mijn eigen stem - mijn camera - werd afgenomen in de luchthaven van Fez tijdens een zomervakantie in Marokko. Ik had op dat moment geen enkele intentie om me te focussen op het regime. Maar toen mijn camera werd geconfisceerd, werd het duidelijk wie hier achter zat. Het was de Makhzen; het Marokkaanse regime. Minder dan een jaar later werd Marokko getroffen door een golf van protesten in wat nu de “Arabische” lente wordt genoemd. Ik raakte betrokken, en vanop de eerste rij zag en hoorde ik over de onderdrukking, de arrestaties en de achterbakse methodes van het paleis, die ik stilaan begon te haten.
Dit leidde tot meer vragen: was alles wat ik geleerd had onjuist? Was mijn kennis van de Marokkaanse geschiedenis eigenlijk wel kennis? Was ik met propaganda gevoed? Toen pas daagde de kwestie van de Westelijke Sahara. Ik begon me erin te verdiepen en leerde langzaamaan dat ik al mijn hele leven fout zat, dat ik aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Ik realiseerde me dat de Saharawis een onderdrukt en bezet volk waren, bijna zoals de Palestijnen. Het Marokkaanse leger is de Israëlische legermacht in de Westelijke Sahara, de Groene Mars is de aliyah van Marokkanen in de Westelijke Sahara; in gedachten nam ik de Palestijnse vlag en bedrukte ze met de Saharawi ster en maan. Voor mij werd het een andere vlag van verzet. Saharawis, Tibettanen en Palestijnen werden voor mij gelijkaardige begrippen.
Maar die mening was een gevaarlijke mening in de façade-democratie die Marokko is. Dus bleef ik stil. De gevolgen van je mening uitspreken waren te groot; het is een taboe-thema. Zelfcensuur werd een levenswijze. Elke keer dat er iets over de Westelijke Sahara ter sprake kwam, zweeg ik. Als mensenrechtenactivist werd dat een zwak punt, een tegenstrijdigheid in mijn overtuigingen. Ik werd een hypocriet: ik vroeg Israëlis om op te komen voor Palestijnen terwijl ik zelf niets zei over de Westelijke Sahara. Het jeukte om erover te beginnen praten, maar ik kon mezelf er niet toe brengen om dat ook te doen.
Toen ik werd benaderd door de organisatoren van het FiSahara Film Festival, had ik een kans; een internationale context waarin ik mijn echte mening vrijuit zou kunnen verkondigen.
Ik voelde daarbij een zekere veiligheid want ik zou mijn mening uiten door middel van een festival dat gekend was en gevolgd werd door vele mensen over hele wereld. Zolang als de wereld toekeek terwijl ik mijn opinie uitsprak, zolang ik de nadruk kan leggen op de aansprakelijkheid van het democratische imago van Marokko dat de Makhzen probeert te creëren, ben ik veiliger.
Ik begrijp dat de meeste Marokkanen me zullen uitspuwen voor mijn mening, maar ik geloof dat iemand een eerlijke discussie over dit thema op gang moet brengen in Marokko. Aan de juiste kant van de geschiedenis staan is pijnlijk voor zij die het als eerste doen, maar uiteindelijk verspreiden de ideeën zich, en winnen redelijkheid en empathie terrein. Zij die in de weg staan van rechtvaardigheid zullen meer en meer klinken als fanatici, als dwepers, en uiteindelijk als criminelen.
Ik begin de gevolgen van mijn beslissing al te voelen, terwijl ik aangevallen word omwille van mijn “symathie voor de vijand” en omdat ik “pro-Polisario” zou zijn. Deze ongefundeerde aanvallen zijn afgeleid van het idee dat ik een specifieke militaire en politieke entiteit steun. Maar dat doe ik niet. Mijn aanwezigheid op het festival is een teken van solidariteit met het Saharawi volk, niet met Polisario.
Ik kan nooit akkoord gaan met een entiteit die geweld gebruikt als een middel van verzet. Mijn aanwezigheid op het festival geeft Saharawis een gezicht waardoor ze een connectie kunnen opbouwen met een kant van Marokko die ze nooit zien. Dat kan hen hoop geven, en hen aanmoedigen om hun miraculeuze en bijna verrassende standpunt van geweldloosheid tegen Marokkaanse burgers vol te houden.
Dit alleen al is een uitzondering in de geschiedenis der onderdrukte volkeren. Palestijnen gebruiken terreur, de Ieren gebruikten terreur, de Basken gebruikten terreur – de Saharawis hebben dat nooit gedaan, en Marokkanen moeten zich realiseren hoeveel geluk we hebben dat we niet het slachtoffer zijn geworden van deze gruwelijke vorm van verzet.
Mijn aanwezigheid op het festival maakt ons, Marokkanen, wat menselijker voor de Saharawis, waardoor het moeilijker wordt om gewelddadig verzet te rechtvaardigen. Het vertelt de Saharawis dat er Marokkanen zijn zoals ik, die hun stem niet kunnen verheffen.
Laat ons, als Marokkanen, ook niet vergeten waarom we in de eerste plaats aanwezig zijn in de Westelijke Sahara: omdat koning Hassan II zo’n enorme politieke tegenstand van links kreeg, en zijn populariteit en steun bij de Marokkaanse bevolking moest aansterken. Laat ons niet vergeten dat bepaalde economische problemen veroorzaakt zijn door de oorlog met Polisario en door de militaire uitgaven om de illegale bezetting vol te houden. Marokkanen hebben meer geleden onder deze bezetting dan dat ze erbij gewonnen hebben.
Afrika's laatste kolonie Sinds 1975 wordt drie kwart van de Westelijke Sahara bezet door Marokko. Een groot deel van de oorspronkelijke bevolking leeft vandaag nog steeds in vluchtelingenkampen in Algerije. Zij die in het thuisland achterbleven worden door de Marokkaanse bezetters onderworpen aan ernstige mensenrechtenschendingen. Al meer dan 40 jaar wachten de Saharawi op de uitoefening van hun legitiem recht op zelfbeschikking.
Bij ons weten het eerste collectieve werk over de juridische aspecten van het conflict omtrent de Westelijke Sahara. Beschikbaar in het Engels en Frans. Bestel het hier.